De vrijspraak van een verdachte van deelname aan een terroristische organisatie in Syrië in de periode van 1 maart 2013 tot en met 1 oktober 2015 blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.
In deze zaak gaat het om een Syrische asielzoeker die aan twee medebewoners van een asielzoekerscentrum in Zaandam zou hebben verteld dat hij een aantal jaar bij onder meer Al Qaida en IS in Syrië zou hebben gevochten en bommen zou hebben gemaakt. Het Openbaar Ministerie (OM) in Nederland vervolgde hem voor het deelnemen aan een terroristische organisatie, dat wil zeggen een organisatie die het oogmerk – de bedoeling – heeft terroristische misdrijven te plegen.
De rechtbank veroordeelde de verdachte tot tien maanden gevangenisstraf. In hoger beroep werd de verdachte vrijgesproken. Het hof oordeelde kort gezegd dat de verdachte weliswaar heeft deelgenomen aan activiteiten van de organisatie Liwa al-Tawhid, maar dat deze organisatie in de periode dat de verdachte in Syrië verbleef niet kan worden aangemerkt als een organisatie die terroristische misdrijven pleegde. Om die reden kan niet worden bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan zo’n organisatie.
Het OM was het met de vrijspraak niet eens en stelde beroep in cassatie in. Het OM bracht naar voren dat uit de vaststellingen van het Hof wel kan volgen dat Liwa al-Tawhid een terroristisch oogmerk had. Daarom is, zo vindt het OM, de beslissing van het Hof niet begrijpelijk.
De Hoge Raad oordeelt dat op grond van de wet beslissend is of de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven. Het oogmerk van de organisatie moet dus gericht zijn op het plegen van specifieke, in de wet genoemde, misdrijven die (zullen) worden begaan met een terroristisch oogmerk. Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn als die misdrijven erop zijn gericht de fundamentele politieke of constitutionele structuren van een land te ontwrichten of te vernietigen. Daarvan was geen sprake in de periode dat de verdachte aan de organisatie deelnam.
De cassatieklacht kan dan ook niet leiden tot vernietiging van de vrijspraak. De vrijspraak is hiermee definitief.