Een uitvaartondernemer is door de rechtbank veroordeeld als ‘bijzonder respectloos’ en verdwijnt voor meerdere jaren achter de tralies vanwege het runnen van een drugslaboratorium in hetzelfde pand waar nabestaanden afscheid namen van hun overleden dierbaren. De zaak kwam op een opmerkelijke wijze aan het licht.
Een surrealistische situatie ontvouwde zich toen nabestaanden rouwden rond een opgebaard lichaam, terwijl slechts meters verderop, in een aparte kamer van hetzelfde gebouw, paellapannen gevuld waren met synthetische drugs te midden van vaten vol brandgevaarlijke chemicaliën. Deze onwerkelijke scène speelde zich af op een bedrijventerrein in Rotterdam, waar het drugslab afgelopen voorjaar ontdekt werd na een even bizarre situatie op de A77 bij het Brabantse Beugen.
Het begon met de politie die op een zondagmiddag een lijkwagen opmerkte die abnormaal laag op de weg hing. Na een controle ontdekten ze in de laadruimte 27 dozen met in totaal 675 kilo BMK-glycidezuur, een cruciale grondstof voor de productie van speed en crystal meth. De bestuurder, een uitvaartondernemer uit Rotterdam gekleed in het zwart, en zijn passagier werden gearresteerd, waarbij laatstgenoemde ernstig gewond was aan zijn onderbenen.
De arrestaties leidden de politie naar bedrijfsruimtes van de ondernemer, waar ze naast grafkisten ook een half afgebrand drugslab ontdekten, compleet met vaten, kookstellen en paellapannen. Camerabeelden onthulden recente brandsporen en toonden de bijrijder met brandwonden op zijn benen die een dag later materialen, waaronder het BMK-glycidezuur, in de lijkwagen laadde.
In de rechtbank ontkende de 38-jarige Rotterdammer betrokkenheid bij de drugsactiviteiten, bewerend dat hij nooit in de betreffende ruimte kwam en onwetend was over de inhoud van de dozen. De aanklager verwierp deze bewering als volstrekt ongeloofwaardig, wijzend op overtuigend bewijs en het verleden van de Rotterdammer, die eerder veroordeeld was voor heroïnesmokkel en ook toen zijn lijkwagen en bedrijfsruimte inzette.
De rechter veroordeelde de Rotterdammer tot 42 maanden gevangenisstraf en berispte zijn ‘bijzonder respectloze’ gedrag, waarbij ze benadrukte dat een uitvaartonderneming juist een bedrijf hoort te zijn dat uiterst respectvol en zorgvuldig omgaat met overledenen en hun nabestaanden. Hoewel het Openbaar Ministerie een beroepsverbod wilde, werd dit niet opgelegd omdat het niet mogelijk is bij een drugsgerelateerd vergrijp. De Rotterdammer mag dus zijn beroep blijven uitoefenen, zij het na zijn gevangenisstraf.