Uit recente cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat de Nederlandse overheid dit jaar naar verwachting een recordbedrag van €6,8 miljard aan motorrijtuigenbelasting zal innen. Deze stijging van 6,6% ten opzichte van 2023 markeert de grootste toename in tien jaar tijd.
Van het totale bedrag gaat ruim twee derde, oftewel €4,95 miljard, naar het Rijk, terwijl de resterende €1,88 miljard wordt verdeeld onder de provincies.
De motorrijtuigenbelasting bestaat uit een basistarief voor het Rijk en opcenten voor de provincies. Het basistarief neemt met 10% toe, maar door vrijstellingen zoals die voor elektrische auto’s, stijgen de inkomsten voor het Rijk met een iets bescheidener percentage van 7,5%.
Hoewel de opcenten in alle provincies stijgen, zijn er twee uitzonderingen: Groningen en Drenthe. Noord-Holland voert de sterkste stijging door in het tarief van opcenten, maar blijft desondanks de goedkoopste provincie voor motorrijtuigenbelasting. De opcenten stijgen echter minder snel dan het basistarief van het Rijk, omdat ze nog steeds worden berekend op basis van het tarief uit 1995.
Automobilisten in Zuid-Holland en Gelderland worden het zwaarst getroffen. Voor een benzineauto van 1200 kilogram wordt dit jaar in deze provincies €716 aan wegenbelasting in rekening gebracht. In het ‘goedkopere’ Noord-Holland bedraagt dit bedrag voor een vergelijkbare auto €60 minder.