Ik heb je hulp nodig. Bam! Deze directe oproep in de privéchat komt bij me binnen. Ik beantwoord vanavond via de chat vragen van jongeren die binnenkomen op de jongerenwebsite vraaghetdepolitie.nl. Normaal moeten bezoekers altijd even acclimatiseren voor ze hun verhaal doen. Nu niet. Binnen drie minuten snap ik dat het probleem eerwraak is. De broer van het slachtoffer denkt dat zij geen maagd meer is en mishandelt haar. Mirjam is heel bang. De deurbel, voetstappen op de trap, bij elk geluid verstijft ze. Het meisje is als de dood dat haar broer haar total loss komt slaan. Een paar uur voor de chat had hij haar nog bedreigd en was daarna vertrokken, met de belofte later terug te komen. Ze is bang dat dit nog deze avond zal zijn.Aan haar moeder heeft ze niets, want die is op de hand van haar zoon. Ze wil graag weg, maar durft de politie vanuit huis niet te bellen, omdat ze bang is dat haar moeder dat hoort. Ze is ten einde raad. Ik ben de enige die haar op dit moment kan helpen. Ik voel me machteloos omdat ik fysiek niet bij haar ben. Gelukkig nemen mijn collega’s de algemene chatbox over en de andere privéchats, zodat ik mij op deze zaak kan concentreren. Ik vraag haar adres en telefoonnummer en we bespreken hoe ik kan helpen. Ze wil niet dat agenten haar opbellen, dat zou haar moeder alarmeren. Het beste is als ze ineens voor de deur staan, het liefst in burger. Ik vertel Mirjam dat ik online blijf, maar dat ik tegelijkertijd probeer mijn collega’s in haar woonplaats te bereiken. Adrenaline giert door mijn lijf. Ik voel enorme teleurstelling als ik de collega’s uit haar woonplaats spreek. Ze kennen vraaghetdepolitie.nl niet en dat maakt het lastig om de casus over te brengen. Het haalt de vaart eruit. Ze moeten nu gaan; handelen! Het is frustrerend dat ze de urgentie niet voelen. Dan schrijft het meisje: ‘Moment, uw collega’s bellen.’ Ik schiet in de stress. Dit was niet afgesproken. Ze zouden niet bellen. Gelukkig laat Mirjam snel van zich horen. Ze kan de volgende dag naar het politiebureau komen. Later hoor ik van een collega dat Mirjam aan de telefoon aangaf dat er op dat moment geen gevaar was. Weer bel ik de collega’s; ik wil weten of ze er heen gaan. Maar onze meningen blijven verschillen. Even denk ik eraan zelf in de auto te stappen en dat meisje uit huis te halen. Ze vraagt aan de politie om veiligheid en ik vind dat we haar die moeten bieden. Ik vertel Mirjam dat we vanavond niets doen en dat vind ik heel erg. Het raakt mij zeer. Ze schrijft dat ze denkt dat ze de nacht wel overleeft, maar met enorme angst. “Hopelijk word ik morgen verlost.” Ik adviseer haar – als er iets gebeurt – 112 te bellen, de lijn open te laten staan en hard het adres te roepen. Na drieënhalf uur sluiten we de privéchat en ik ga een slapeloze nacht in. De volgende dag duik ik de politiesystemen in, ik wil weten of er die nacht iets is gebeurd. Het is allemaal goed gekomen. Collega’s pakten – na het afgesproken bezoek aan het bureau – de zaak op en brachten Mirjam naar een opvanglocatie. Ik hoop dat ze nu een leven kan opbouwen waarin ze zich veilig voelt.’
*Mirjam is een verzonnen naam