Er komt bij ons een melding binnen over een woning waar drugs zou worden verhandeld, de drugs zou zelfs voor het grijpen liggen. We controleren het adres in onze politiesystemen en komen erachter dat er een vrouw met twee heel jonge kinderen woont. Het adres is ook bekend bij de hulpverlening, want de vrouw blijkt al enige tijd verslaafd.
“We moeten iets doen aan deze situatie”, denk ik meteen, want stel dat het klopt van die drugs en dat een van de kinderen daarbij kan komen. Daar moet je niet aan denken, reden voor ons om contact op te nemen met Veilig Thuis.
Ondertussen belt één van mijn collega ’s de Officier van Justitie en legt de zaak voor. Vanwege het vermoeden van drugs in een woning waar ook jonge kinderen wonen, willen we graag snel ingrijpen. Dat begrijpt ook de rechter-commissaris en we krijgen diezelfde middag nog toestemming voor een doorzoeking van de woning.
Die middag spreken we af met de medewerker van Veilig Thuis en de medewerker van de hulpverleningsinstantie op het politiebureau. We leggen kort uit wat de bedoeling is: de politie zal veilig en gecontroleerd de woning binnen gaan en de medewerkers van de hulpverleningsinstantie zullen direct de kinderen opvangen. Zo zorgen we ervoor dat de kinderen niet met een huiszoeking worden geconfronteerd.
Als we even later bij de woning aan komen blijkt er niemand thuis te zijn. Ik bel met de moeder van de kinderen, om te vragen of ze zo snel mogelijk naar huis kan komen omdat we haar willen spreken.
Inmiddels ben ik met zes andere collega ’s ter plaatse. We stellen ons op rondom de tussenwoning, op strategische posities, en wachten tot de vrouw arriveert.
Dan zie ik de moeder aankomen met haar twee jonge kinderen. De vrouw maakt een apathische indruk op me. Haar kinderen kijken bedrukt, maar ze zien er verzorgd en netjes uit. Ze worden direct opgevangen door de hulpverleners, die voor de kinderen geen onbekenden blijken te zijn. Ik ben blij om te zien dat de hulpverleners de kinderen goed opvangen en afleiden. Hierdoor kunnen wij ons volledig concentreren op het onderzoek in de woning met het vertrouwen dat er goed voor de kinderen wordt gezorgd.
Als ik binnenkom zie ik overal rommel en viezigheid: vuile luiers op de grond, aanrecht vol met vaat, overal spullen en afval op de vloer. Het is er een grote bende. Samen met mijn collega ‘s doorzoeken we de hele woning. Kasten worden opengetrokken er wordt gezocht naar verborgen ruimtes, kleding wordt onderzocht, we bladeren door de boeken en kijken tussen de handdoeken in de badkamer. We vinden niet alleen een aanzienlijke hoeveelheid GHB en GBL, maar ook xtc-pillen, LSD en amfetamine. We zijn geschokt dat deze drugs overal in het huis te vinden zijn. De spullen liggen nagenoeg voor het grijpen. De vrouw wordt dan ook aangehouden en meegenomen voor verhoor.
Ik ga verder met het doorzoeken van de keuken en open de koelkast. In de deur zie ik een flesje frisdrank staan. Als ik de dop van het flesje draai ruik ik een sterke geur van GHB. Het maakt me enorm kwaad. Ik moet er niet aan denken dat een van de kinderen dit flesje zou hebben gepakt en leeggedronken. Dat een moeder zo argeloos met alles omgaat snap ik niet. Ze zou toch enig besef moeten hebben hoe gevaarlijk dat is voor haar kinderen.
Voordat de kinderen worden overgebracht naar een ander adres, mogen ze nog even naar binnen om wat spulletjes te pakken. Op het eerste gezicht zie ik niets aan ze, maar ik heb met ze te doen. De situatie waarin ze moeten opgroeien is gevaarlijk en vies. Tussen alle troep mogen ze nu hun knuffels pakken en nog wat speelgoed en kleding meenemen. Dat raakt me. Hun moeder is mee naar het politiebureau, terwijl zij tussen de troep op zoek gaan naar een knuffel of een schone onderbroek. Voor hen is het waarschijnlijk heel normaal maar dat is het natuurlijk niet.
Enkele weken later hoor ik hoe het met de kinderen gaat. Ze wonen nog steeds op een ander adres en maken het goed. Ze hebben weer wat meer kleur in het gezicht en spelen er vrolijk op los. Voor hen hebben we hopelijk het verschil kunnen maken.