Dat ook thuisverpleegkundigen tijdens deze coronacrisis zware dagen kennen, blijkt nog maar eens. In een open brief slaakt Sarah Demuynck (30) uit Koolskamp een noodkreet. “We moeten levens redden, maar zijn het grootste risico zonder bescherming. Het is oorlog en wij staan aan de frontlinie, net zoals zoveel mensen in de zorg. Alleen staan wij hier zonder wapens. En die vijand rukt op, zonder meer.” schrijft HLN.
Lees hieronder integraal de open brief van Sarah:
“Laat mij maar meteen met de deur in huis vallen: ik mis mijn kinderen. Enorm. Maar ik moet ook eerlijk zijn: ik mag er niet te veel aan denken, of ik houd dit niet langer vol. Want wat de mensen in de zorg, in de ziekenhuizen maar ook de thuiszorg, vandaag moeten doen, is hallucinant. En ik durf amper te denken aan wat ons te wachten staat.
Al tien jaar ben ik zelfstandig thuisverpleegster. Ik ga bij zieke mensen, zwaar zieke mensen, maar ook palliatieve mensen. Mensen die als geen ander intensieve zorg nodig hebben. In ziekenhuizen worden ze bezoek geweigerd, maar hier moeten mensen binnenkomen om ze te verzorgen, om boodschappen af te geven, om eten klaar te maken. En dat allemaal… zonder bescherming.
U leest het goed. Er werden vijf miljoen mondmaskers geleverd in ons land, maar daarvan komt er geen enkele bij ons terecht. Wij zijn niet prioritair. Jawel, niet prioritair. Laat dat even bezinken. Ik ga naar de mensen met mondmaskers die mijn moeder maakt, of enkele van de buurvrouwen. Ik kan er kopen, uit eigen zak. Twee voor tien euro, maar die voorraad is al weg. Ik ben al zelfs naar Komen gereden om mondmaskers voor mij en mijn collega’s. Een zo levensnoodzakelijke schort hebben we niet eens.
“Kan je je dat voorstellen? We moeten levens redden, maar zijn het grootste risico zonder die bescherming. Het is oorlog en wij staan aan de frontlinie, net zoals zoveel mensen in de zorg. Alleen staan wij hier zonder wapens, zonder verdediging voor een vijand die we niet kunnen zien. En die vijand rukt op, zonder meer. De piek moet nog komen. En volgende week wordt het al zeker alle hens aan dek. Wij zorgen er voor dat rust- en ziekenhuizen niet overvol komen te liggen. En als ziekenhuizen straks bedden moeten vrijmaken, en zorgbehoevende mensen naar huis moeten sturen, dan staan wij daar ook weer klaar.
Wij zijn bang. En onze patiënten ook. Zij weten dat als wij besmet zijn, hun doodsvonnis getekend is. Kan je je dat inbeelden? Mensen die hen in leven houden, die ook meteen het grootste gevaar voor hun leven betekenen, net omdat ze geen bescherming genoeg hebben? Ik durf er niet aan denken als een collega besmet geraakt. Willen we wachten tot het zover is? We hebben bescherming nodig. Nu meteen. Mondmaskers, schorten, handschoenen.
Ik denk dat veel mensen de impact van ons werk niet beseffen. Als ik dan mensen zie die hele winkelrekken plunderen, klagen omdat hun kinderen ‘lastig’ zijn of niet meer op reis kunnen deze paasvakantie, dan word ik ronduit moedeloos. Kwaad en moedeloos. We kunnen zelfs geen materiaal in de auto laten liggen, omdat we riskeren dat er ingebroken wordt. Stel je voor.
Als China, dat zo’n gedisciplineerd land is, meer dan vier maanden nodig heeft om de situatie onder controle te krijgen, wat staat ons dan nog allemaal te wachten? De toestand is veel zorgwekkender dan dat de mensen beseffen. En mijn kinderen, ja. Die heb ik al meer dan een week niet gezien. Ze zijn zes en vier jaar, en worden momenteel opgevangen door mijn ex-man. Ik zie mijn kinderen niet. Ik zie mijn ouders niet. Ik zie thuis mijn vier muren. En dankzij mijn moeder toch wat eten in mijn frigo. Maar ik heb geen honger. Ik slaap ook niet goed. Zoals niemand in de zorg momenteel.
Ik vraag geen begrip, wel wat gezond verstand. En bescherming, dat wij op zijn minst ook wat mondmaskers krijgen. Voor thuisverplegers, voor mensen in de thuiszorg. Niets meer, niets minder. Maar het moet nu gebeuren. Nu meteen.”