Nederland – ‘My daughter’, zegt hij met een glimmend gezicht. Ik probeer hem met handen en voeten duidelijk te maken dat ik ook vader ben, maar volgens mij begrijpt hij mij niet en knikt hij alleen uit beleefdheid.
‘Ik moet vandaag naar het AZC om te helpen bij het inschrijven van vluchtelingen. Als ik aankom, krijg ik samen met een groep collega’s een briefing. Elke asielzoeker moet een aantal posten doorlopen en iedere collega krijgt een post en een bijbehorende taak toegewezen.
Om half vier in de middag komt de bus met ongeveer dertig vluchtelingen aan. Ze zijn afkomstig uit Syrië en hebben al vier jaar in een vluchtelingenkamp in Libanon gezeten. Ik kan me niet voorstellen hoe is het om vanuit daar naar Nederland te komen. Het enige dat ik me kan voorstellen is dat die mensen behoefte hebben aan een vriendelijk gezicht. Als de bus wordt uitgeladen, zie ik dat er veel grote koffers naast de bus worden gezet. Ik help de mensen met het uitladen. De meesten spreken alleen Arabisch, dus proberen we met elkaar te communiceren ‘met handen en voeten’. Dat lukt aardig en de mensen hebben al snel door dat de Nederlandse politie best aardig is. De eerste handen worden geschud en ik leer dat ‘shokran’ ‘dank je wel’ betekent.
Eenmaal weer binnen is mijn taak het toezicht houden op de mensen en zorgen dat iedereen netjes op zijn beurt wacht. Ik kan op mijn gemak de ruimte bekijken om te zien welke mensen er zijn aangekomen: voornamelijk gezinnen met kinderen. Verder nog een man alleen en een bejaard echtpaar. In een hoekje zie ik een vrouw zitten met een baby die net zo oud is als mijn dochter. Ze is zo’n vier maanden, schat ik. Haar vader ziet dat ik naar haar kijk en hij kijkt trots terug. “My daughter” zegt hij met een glimmend gezicht. Ik probeer hem met handen en voeten duidelijk te maken dat ik ook vader ben, maar volgens mij begrijpt hij mij niet en knikt hij alleen uit beleefdheid. Een andere man komt naar me toe en vraagt in het Engels of er Wi-Fi is. Hij legt uit dat hij zijn moeder een berichtje wil sturen. “Ze zit nog in Libanon, en ik wil haar vertellen dat ik nu veilig in Nederland ben aangekomen.” Helaas is er geen internet beschikbaar, maar via de hotspot op mijn eigen mobiel kan hij toch even zijn moeder inlichten. We raken in gesprek en hij vertelt mij dat hij hier is met zijn vrouw en kinderen. Zijn jongste dochter is niet in Syrië geboren, maar in Libanon. Hij heeft zojuist te horen gekregen dat hij in Nederland mag blijven en in Sneek gaat wonen.
Voor de kinderen is er weinig te doen. Gelukkig zijn er mensen van het Rode Kruis aanwezig die limonade en fruit uitdelen. Als er een Memory-spel tevoorschijn komt, vliegen de kinderen er op af. Een jongen van een jaar of twaalf vindt zichzelf in eerste instantie te groot om mee te doen, maar zit later toch kaartjes om te draaien met zijn jongere zusje. De ouders van de baby moeten geregistreerd worden, maar de baby heeft er geen zin in en blijft huilen. Ik vraag aan de ouders of ik even op haar moet passen. De vader heeft mij eerder kennelijk toch begrepen en wijst naar mij: “You also father. Is ok. No problem.” Nadat ik de kleine meid getroost heb en ze gestopt is met huilen, leg ik haar in het campingbedje dat in de hoek van de ruimte staat. Na een paar keer draaien en opnieuw de speen inpluggen valt ze in slaap. Ik ga op de stoel naast het bedje zitten en kijk naar haar. Gelukkig weet ze hier later niks meer van.
Een meisje van een jaar of zes is kennelijk het rondrennen zat en komt naast me zitten. Met grote ogen kijkt ze me aan en ze pakt mijn hand. Ze zegt iets in het Arabisch. Als ze doorheeft dat ik haar niet begrijp, gaat ze weg en komt ze even later terug met een kleurboek en kleurpotloden. Ze wijst naar mij en vervolgens naar het boek. Ze slaat het boek open en samen kleuren we een clown. Om gezellig samen te kleuren heb je ook geen woorden nodig. Even later ik met een ander kind een toren van blokken gebouwd en daarna een boekje gelezen met een volgende. Het is allemaal heel anders dan de diensten waarbij ik boeven moet vangen. Gelukkig ben ik niet alleen ‘waakzaam’, maar ook ‘dienstbaar’.
Als alle mensen geregistreerd zijn, krijgen ze een besluit uitgereikt waarop staat dat ze de komende vijf jaar in Nederland mogen blijven. Veel mensen zijn zichtbaar aangedaan en erg blij met dit bericht. Het is ondertussen al bijna tien uur in de avond en de meesten zijn al meer dan 24 uur wakker. Het is tijd om weer naar de bus te gaan. Iedereen helpt met het dragen van de koffers en het inladen in de bus. Vlak voordat de man die in Sneek mag gaan wonen de bus instapt, komt hij naar mij toe. Hij omhelst me en zegt in het Engels dat ik zijn ‘brother’ ben. “Wij zijn hier nieuw en jij helpt ons. Jij zorgt voor onze kinderen. Ik hoop dat alle Nederlanders zo zijn. Jij bent mijn broer.” Ik weet dat niet alle Nederlanders zo zijn, maar ik kan het niet over mijn hart verkrijgen om het hem te zeggen. Ik hoop dat het hem goed gaat hier in Nederland. En het feit dat hij mij bedankt, en mij zijn broer noemt, doet toch meer met me dan ik had gedacht. Dat durf ik als stoere politieman best toe te geven. Veel succes beste man. Zorg dat je hier gelukkig wordt.’