Een tijd geleden reed ik op een zeer warme zomerse dag door de Zaanstreek toen ik door de meldkamer werd opgeroepen. ´NH21.20, wilt u met gepaste spoed gaan naar ***. Al de hele dag huilen daar twee kinderen in een woning en melder vertrouwt het niet.´ Normaal gesproken ben ik bezig met projecten omtrent jeugd, echter is het vandaag zo druk op straat dat ik een autosleutel heb gepakt en naar buiten ben gegaan.
Omdat de kinderen niet in direct levensgevaar zijn, maar ik het noodzakelijk vind om zo snel mogelijk ter plaatse te zijn, maak ik gebruik van mijn vrijstelling. Ik rijd flink te hard over de snelweg, rij door rood en neem de busbaan waar dat mogelijk is. Door het warme weer is het ontzettend druk bij de politie en ik weet dat er voorlopig geen collega´s beschikbaar zijn om mij te ondersteunen. Na ongeveer 10 minuten kom ik ter plaatse bij de flat.
Ik druk op het knopje van de lift en ga naar boven. Op de galerij staan er een aantal buren mij op te wachten: ze hadden mijn politiebus al zien staan. Ik vraag aan een van de buren wat zij gezien heeft. Zij begint te vertellen: ´Al enkele maanden heb ik een buurvrouw. Ik weet dat ze twee kinderen heeft: ik hoor hen wel maar ik heb hen nog nooit gezien, terwijl ik de galerij en de flat best goed in de gaten houdt. Sinds ze er woont hoor ik de kinderen overdag regelmatig schreeuwen. Vandaag is het zo erg, dat ik jullie maar heb gebeld.´
Ik bedank de vrouw, terwijl ik bij mezelf denk dat ze dat veel eerder had moeten doen. Ik begrijp dat het lastig is om melding te doen bij de politie over je buren, maar ik vind dat de gezondheid van kinderen belangrijker is. Ik klop zachtjes op het raam: de woning lijkt potdicht. Naar mate ik langer uit de politieauto met airco ben, voelt mijn kogelwerende vest steeds verstikkender aan: het is die dag bloedheet. Nadat ik een aantal keer heb aangeklopt, zie ik twee kleine handjes het gordijn wegschuiven. Ik kijk in de lieve ogen van een klein jongetje. Slechts gekleed in een onderbroek, kijkt hij mij angstig aan. Met zijn ene hand heeft hij de gordijn vast, in de andere hand een mes.
Gelukkig zit er geen bloed aan het mes, maar dit maakt de situatie ontzettend alarmerend. Ik probeer weer contact te maken met het jochie: ´Joh, leg dat mes maar weg. Zometeen doet dat nog pijn.´ Hij brengt het mes omhoog en tikt met de punt op het raam.´ Achter hem verschijnt een peuter, met alleen een luier om en een duim in zijn mond. Beide jongetjes zien er versuft uit en zweten als otters. Ze kijken me met grote ogen aan.
Razendsnel denk ik na welke scenario´s mogelijk zijn. Waar is de moeder? Misschien ligt ze wel onwel in de woning en heeft ze hulp nodig. En waarom heeft het jochie een mes vast: ligt er iemand gewond in de woning? Het laatste wat ik wil is dat de jongen zichzelf of zijn broertje verwond met het mes. Ik besluit dat ik zo snel mogelijk naar binnen moet. Ik roep de meldkamer op via mijn portofoon. Ik doe een zogenaamde urgente spraakaanvraag en vraag om extra collega´s. Eigenlijk zijn er geen collega’s beschikbaar, maar er wordt een collega vanaf een andere melding vrijgemaakt. Ik hoor van de centralist dat er geen telefoonnummer bekend is van de moeder. Tijd om dat uit te zoeken of te wachten op een slotenmaker is er niet. Ik ren naar mijn politiebus en haal er een breekijzer uit.
Ik ren terug en tegelijkertijd komt de collega mij assisteren. Ik loop eerst naar het raam toe en zeg tegen de twee jongens dat ze niet moeten schrikken van hard geluid. Ik wil niet dat de twee jongens van het geluid schrikken en gekke dingen gaan doen, zeker niet als een van hen een mes in zijn handen heeft. Ik zeg tegen ze dat ik even de deur ga open maken en daarna ga kijken of alles ok met ze is. Het jongetje met het mes blijft me aanstaren: mijn boodschap lijkt niet aan te komen.
Het zijn vrij goedkope huurwoningen en de deur is al snel open. Ik duw de deur open en een hete lucht komt me tegemoet. Achter de voordeur zit een halletje met een deur die tot de woning leidt. Ik krijg kort kippenvel: de deurkruk is van buitenaf vastgebonden met een riem. De twee jongens zitten op een hete dag als vandaag opgesloten en zouden bij brand geen enkele vluchtmogelijkheid hebben. Ik haal de riem van de deur en ga de woning in. Ik probeer de oudste van de twee eerst te traceren: van schrik zou hij mij kunnen aanvallen met een mes. Een kat in het nauw maakt immers rare sprongen. Ik loop direct door naar de keuken en zie dat het mes dat hij in zijn handen had op de grond ligt. Gelukkig.
De woning is bloedheet. Buiten is het rond de 25 graden maar binnen is de gevoelstemperatuur veel hoger. De twee jongens rennen wild door de woning. In de slaapkamer liggen er matrassen op de bedden zonder lakens en de hele woning is een puinhoop. Alle ramen zitten potdicht en waren niet door de twee jongens te openen. Nergens staat eten of drinken klaar, door de keukenkraan loopt water naar buiten. Ik vraag direct aan een buurvrouw of zij glazen water wilt halen. De oudste rende naar de galerij en viel flauw, vermoedelijk door oververhitting. We roepen direct een ambulance op. Het andere jochie heeft een luier die al vele uren aan vervanging toe is. Een lieve buurvrouw neemt dit voor haar rekening.
Terwijl het oudste jochie door ambulancepersoneel wordt nagekeken, spreek ik met de buren. Het was de eerste keer dat ze de twee jongens zagen: ze hoorden ze al maandenlang maar hadden ze nog nooit buiten gezien. Vermoedelijk waren ze al maandenlang niet buiten geweest. Ik moet denken aan een scene uit de film ´End of Watch´, waarbij agenten een aantal kinderen ontdekken terwijl die kinderen zijn opgesloten in een kast. Ik waan mij in een remake op deze film.
Ik neem contact op met het spoednummer van Veilig Thuis en overleg met een crisismedewerker. Zij hoort mijn verhaal aan en onderbreekt me: ´Tom, ik kom er direct aan´. Op dat moment ontstaat er een status quo: we moeten wachten op Veilig Thuis en de twee jongens worden opgevangen door buren. Ik merk dat ik steeds bozer en bozer wordt. Ik ben van mezelf geen agressief persoon: in de 8 jaar dat ik bij de politie werk, is het aantal keer dat ik geweld hebt gebruikt op een paar handen te tellen. Maar ik merk dat ik in staat ben de moeder iets ergs aan te doen als zij zou verschijnen. Ik bel met de dienstdoende chef van dienst, ik ken hem erg goed en hij mij ook. Hij stuurt twee agenten om de moeder eventueel op te vangen.
Die moeder is nooit gekomen, Veilig Thuis wel. De crisismedewerker schouwt de situatie, hoort de buren en mij aan en besluit tot een spoeduithuisplaatsing. De twee jochies zouden naar een crisispleeggezin gaan en worden door mij en een collega tijdelijk naar het dichtstbijzijnde politiebureau gebracht. Nog steeds hebben we geen woord kunnen wisselen met hen: er viel geen contact te maken. Later bleek dat zij zoveel met z´n tweeën waren geweest, dat zij een eigen taal hadden verzonnen. Ook verklaarde de ervaren crisispleegmoeder dat de twee jongetjes dierlijk gedrag vertoonden.
De recherche is een uitgebreid onderzoek gestart naar kindermishandeling. Ik weet de uitkomst hiervan niet van en misschien is dat ook niet zo belangrijk: belangrijk is dat de juiste hulp ingeschakeld gaat worden voor de jongens. Hopelijk is deze niet te laat gekomen en weten de jongens deze zeer slechte start een plaatsje te geven.
Effectieve hulp kan alleen ingeschakeld worden als er op tijd aan de bel getrokken wordt. Mijn dringende oproep aan u is dus: vermoed u kindermishandeling of een onveilige thuissituatie? Meld dit alstublieft via Veilig Thuis via het telefoonnummer 0800-2000. Dit nummer is 24 uur per dag, 7 dagen per week bereikbaar. Is er sprake van een levensbedreigende situatie? Bel dan direct 112.
Tom Verweij werkt als inspecteur bij politie Zaanstreek. Regelmatig schrijft hij een column over zijn werkzaamheden.