De veroordeling van een verdachte wegens doodslag en poging tot doodslag door het veroorzaken van een fataal verkeersongeval in Noordgouwe op 23 juli 2016, blijft niet in stand. Dat oordeelt de Hoge Raad vandaag. De Hoge Raad wijst de zaak terug naar het gerechtshof in Den Bosch voor een nieuwe berechting.
Op zaterdag 23 juli 2016 vond rond 03.30 uur ’s nachts een ernstig ongeval plaats in Noordgouwe. Bij het ongeval waren een bedrijfsauto en een motor betrokken. De bestuurster van de motor kwam bij dit ongeval om het leven, haar bijrijder raakte zwaargewond. Na onderzoek bleek de verdachte, de bestuurder van de auto, met te veel drank op achterop de motor te zijn gereden. De snelheid waarmee de verdachte had gereden, kon niet worden vastgesteld. Echter van een overtreding van de maximumsnelheid is niet gebleken. De verdachte was niet in het bezit van een geldig rijbewijs.
Zowel de rechtbank als het hof veroordeelde de verdachte voor doodslag en poging tot doodslag in het verkeer, het rijden onder invloed en het rijden zonder geldig rijbewijs. Met de rechtbank oordeelde het hof dat uit het handelen van de verdachte niet anders kan volgen dan dat verdachte zich niet heeft bekommerd om de mogelijke gevolgen daarvan voor zichzelf en andere verkeersdeelnemers. Verdachte had, voordat hij ging rijden, zoveel alcohol gedronken dat hij niet meer in staat moest worden geacht zijn auto naar behoren te besturen. Door toch te gaan rijden, ook zonder rijbewijs en met een aanzienlijk hogere snelheid, heeft hij zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zijn handelen de dood van een andere verkeersdeelnemer tot gevolg zou kunnen hebben. Dat gevolg heeft verdachte op de koop toe genomen. Daarmee is sprake van (voorwaardelijk) opzet. Het gerechtshof legde de verdachte zes jaar gevangenisstraf en een rijontzegging van tien jaar op. De verdachte stelde beroep in cassatie in.
In cassatie wordt geklaagd over het oordeel van het hof dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de dood van de beide slachtoffers. De veroordeling voor het rijden onder invloed en zonder geldig rijbewijs wordt niet bestreden.
De advocaat-generaal heeft de Hoge Raad in zijn conclusie geadviseerd dat de zaak opnieuw berecht moet worden omdat het hof het opzet op de dood van het slachtoffer onvoldoende heeft gemotiveerd. Hij heeft uitvoerig gekeken naar de grens tussen schuld en opzet. Hij wijst erop, overigens zonder daarop vooruit te willen lopen, dat ook als het hof na een terugwijzing zou komen tot een veroordeling wegens het veroorzaken van het ongeval door schuld, een straf van dezelfde zwaarte kan worden opgelegd. Dat nuanceert het mogelijke beeld dat voor het door schuld veroorzaken van een ongeval de strafmaat te laag zou zijn om recht te doen aan de ernst van de feiten en de schrijnende gevolgen.
In de cassatieprocedure is niet betwist dat het fatale ongeval aan de verdachte te wijten is. Centraal staat de vraag of hier sprake is geweest van opzet of van schuld. De Hoge Raad vindt het oordeel van het gerechtshof dat sprake is geweest van voorwaardelijk opzet en daarmee van doodslag en poging tot doodslag, niet voldoende gemotiveerd. Weliswaar is vastgesteld dat de verdachte onder invloed van alcohol was, niet over een geldig rijbewijs beschikte en aanzienlijk sneller reed dan de motor, maar niet is gebleken dat de verdachte de maximumsnelheid heeft overschreden. Onduidelijk is verder wat het rijgedrag van de verdachte was op het moment van het ongeval.
De uitspraak van de Hoge Raad betekent dat de zaak opnieuw wordt berecht. Beoordeeld kan dan worden of de verdachte moet worden veroordeeld wegens het veroorzaken van het ongeval door schuld (en dus niet voor opzet).