De veroordeling van een gastouder wegens het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel door schuld bij een zes maanden oude baby in Hardenberg in april 2012 blijft in stand. Zij mag drie jaar niet als gastouder werkzaam zijn. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.
De gastouder werd vervolgd voor het dusdanig door elkaar schudden van een zes maanden oude baby dat hij hierdoor ernstig hersenletsel opliep en meervoudig gehandicapt raakte. Het gerechtshof veroordeelde de vrouw onder meer tot een deels voorwaardelijke celstraf met als bijzondere voorwaarde dat de vrouw gedurende de proeftijd van drie jaar geen werkzaamheden als gastouder mag verrichten.
In de procedure bij de Hoge Raad gaat het onder meer om de vraag of deze bijzondere voorwaarde wel mocht worden gesteld. De wet kent namelijk de ontzetting uit het recht een beroep uit te oefenen als aparte, bijkomende straf. Die straf had het hof niet opgelegd. De verdediging is van mening dat daarom bij een voorwaardelijke gevangenisstraf geen bijzondere voorwaarde kan worden gesteld dat geen werkzaamheden als gastouder mogen worden verricht.
Die opvatting is onjuist, zo oordeelt de Hoge Raad. Het stellen van een bijzondere voorwaarde die neerkomt op het ondergaan van een in de wet voorziene bijkomende straf mag alleen dan niet als oplegging van die straf in het concrete geval niet mogelijk zou zijn of als op een andere wijze de wettelijke regeling van die straf op onaanvaardbare wijze wordt doorkruist. Daarvan is hier geen sprake. Het hof heeft deze bijzondere voorwaarde dan ook kunnen stellen.
In zijn arrest gaat de Hoge Raad nader in op de mogelijkheden een ontzetting van het recht om een beroep te oefenen op te leggen als bijkomende straf.
Omdat ook de andere klachten van de verdediging niet slagen, blijft de veroordeling in stand en is die nu definitief.