Als de late dienst er om 01.45 uur bijna op zit roept de meldkamer ons nog een laatste keer op: “In de ..straat wordt er mogelijk ingebroken. De bewoners zijn met vakantie en de buren horen al 45 minuten breekgeluiden.”
Ik vraag me af waarom de buren dan nu pas bellen, maar we gaan er met spoed heen. We horen over de portofoon dat er nog twee auto’s meerijden, maar dat het even kan duren voordat die er zijn. Als we enkele minuten later op het adres aankomen, lopen we geruisloos naar de bedoelde woning. Aan de voorkant van het huis brandt licht, zowel in de gang als op de eerste verdieping.
De buurvrouw steekt haar hoofd uit het raam van de woning ernaast: “Het moeten dieven zijn, want die mensen zitten nog in Spanje”, fluistert ze. Op dat moment horen we inderdaad breekgeluiden. Mijn maat blijft aan de voorkant van de woning en ik ga snel naar de achterkant, om te voorkomen dat er daar iemand zou kunnen wegvluchten. Als ik tussen de tuinkabouters en Griekse beelden en terracottapotten de achtertuin inloop, zie ik dat er ook aan de achterzijde van de woning licht brandt op de eerste verdieping. Beneden is het licht uit. Ik vraag of de collega’s al in de buurt zijn, maar ik krijg te horen dat het nog even duurt. Dan nog maar even de zaak ‘bevriezen’. We weten immers niet hoeveel mensen er in de woning zijn.
Opeens hoor ik mijn maat over de portofoon: “Ik zie iemand! Ik zie een schaduw! Ja, bovenaan de trap! Er komt iemand naar beneden. Met een traplift!” Over het algemeen zijn inbrekers een bijzonder slag mensen, maar dat ze met een traplift naar beneden komen als de politie rond het huis staat toe te kijken is wel heel bijzonder. Ik slalom snel tussen kabouters, beelden, gietijzeren bankjes en terracottapotten door en ren naar de voorkant van de woning, naar mijn maat. Door het gele glas van de voordeur kan ik nog net zien dat de mogelijke inbreker beneden aankomt en van het zitje afstapt. Daarna wordt de deur geopend.
“O hallo, jongens. Waarom staan jullie hier voor de deur? Kan ik jullie helpen?” Voor ons staat een mevrouw van ruim 60 jaar. Uit de woning komen nog steeds breekgeluiden. We leggen uit waarom we ter plaatse zijn en ze moet verschrikkelijk lachen. “We zijn vannacht teruggekomen van vakantie. Om het inbrekers moeilijk te maken, sluiten we ook altijd de deuren in de woning af. Alleen ben ik nu de sleutel van de slaapkamer kwijt. Mijn man probeert boven de deur open te maken, want we willen slapen”, legt de vrouw uit. Ondanks het feit dat de vrouw heel aardig en geloofwaardig overkomt, willen we dit natuurlijk zelf ook wel even zien. Als we de trap oplopen zien we op de overloop een meneer staan met een rood hoofd. Om hem heen ligt allerlei gereedschap en de slaapkamerdeur is flink aan gort geslagen. De deur is echter nog steeds op slot. “Welkom heren. Zouden jullie mij een handje kunnen helpen? Die deur is toch al beschadigd, dus het maakt mij niet uit hoe je hem openmaakt. Morgen regel ik wel een nieuwe deur.”
Terwijl mijn maat zijn volle gewicht tegen de deur aangooit, loop ik naar de politiebus om een breekijzer en de ram te pakken. Als ik terugloop bedenk ik me dat het wel vreemd is dat we, in plaats van inbrekers te vangen, zelf nu de inbrekers zijn geworden. Na wat voorwerk met de koevoet, geven we het laatste zetje met de ram. De deur is open. We wensen de man en vrouw een prettige nachtrust en rijden weer terug naar het bureau.
Persoonlijk heb ik nog nooit iemand zo blij gezien terwijl ik zijn deur inschopte. Ach, voor alles is een eerste keer.
Geschreven door: George Vos