‘No .. hhhmbula…’ Het is onverstaanbaar wat deze jongen brabbelt. Hij ligt dronken op de stoep. In zijn hand nog een flesje bier. Het is zaterdagavond en gezellig druk in de stad. We waren opgeroepen omdat iemand onwel was geworden.
Ik hurk om te zien hoe het met hem gaat en trek het flesje weg uit zijn hand. ‘We gaan je helpen, jochie’, denk ik bij mezelf. Ik besef op dat moment nog niet dat hij het ons heel lastig gaat maken die nacht.
We willen hem meenemen naar het bureau. Eens kijken of we zijn ouders kunnen bereiken. En we laten een arts straks voor de zekerheid even naar hem kijken. We halen onze politiebus op én een grote plastic emmer. Die zal ik onder zijn hoofd houden tijdens de rit. Uit ervaring weet ik dat die emmer van pas gaat komen. Maar zover komt het helemaal niet.
Als we weer terug zijn met onze bus, zien we hem stil liggen op straat. Bewusteloos. Naast hem een plasje kots. Onze collega’s hebben al een ambulance opgeroepen. Zijn vrienden zien nu ook dat deze avond flink uit de hand is gelopen. Als hij weer bijkomt, wordt hij ontzettend boos op iedereen in zijn buurt. Zelfs naar zijn vrienden is hij aan het schelden en trappen. En steeds opnieuw verliest hij het bewustzijn en geeft hij over. Een gevaarlijke combinatie. We moeten hem hier weg krijgen en snel ook.
Ook al gedraagt hij zich super lastig, toch raakt het me als ik zo’n lange slungel zo hulpeloos zie. Zijn vader en moeder liggen nu waarschijnlijk rustig te slapen en denken dat hun zoon plezier maakt met zijn vrienden. Dit is zo’n triest gezicht. Gelukkig is de ambulance er binnen een paar minuten. Eén van mijn collega’s rijdt voor de zekerheid mee en wij rijden achter hen aan. Zo kunnen we ingrijpen als hij te agressief wordt. En dat wordt hij.
Hij slaat om zich heen. Hij trapt. Hij brult. Hij spuugt. Mijn collega en de verpleegkundige zijn sterk, maar hebben er hun handen vol aan tijdens de rit naar het ziekenhuis. Ze moeten hem in bedwang houden, maar ze moeten ook opletten dat hij niet stikt als hij overgeeft. Met heel veel moeite hebben ze hem op zijn buik op de brancard gekregen, zijn handen geboeid en zijn benen vastgebonden. Maar zelfs nu lukt het niet om hem een prik te geven zodat hij wat rustiger wordt. Hij blijft maar kronkelen en vechten.
Als je ons van bovenaf zou filmen, zie je in de hal van het ziekenhuis vier volwassenen die veel moeite hebben om een jongen op een brancard in bedwang te houden. Eén verpleegkundige heeft zijn benen vast. Een ander zijn geboeide armen. En twee politieagenten duwen zijn hoofd naar beneden en opzij. Iedereen hoopt dat hij rustiger wordt en dat hij niemand verwondt. Ondertussen heeft die spartelende jongen zichzelf ook aan de onderkant laten gaan. Een intense stank verspreidt zich in de ruimte.
‘Het is een kwestie van wachten tot de alcohol of drugs zijn uitgewerkt’ zegt een arts. ‘We kunnen niet zoveel voor hem doen nu.’ Omdat hij zo agressief is, kan hij niet in het ziekenhuis blijven. Wij moeten hem meenemen naar het bureau. Maar hoe?
De verpleegkundigen bedekken onze achterbank alvast met dekens, zodat de auto enigszins schoon blijft. Nu moeten we wachten op het geschikte moment om hem op de achterbank te krijgen. Zodra hij weer het bewustzijn verliest, grijpen we onze kans. Razendsnel leggen we de jongen achterin de auto. Een collega gaat bij hem zitten en houdt zijn ademhaling goed in de gaten. Zo’n rit is zenuwslopend. We hopen maar dat hij rustig blijft.
Maar we hebben geluk. Als we op het bureau zijn, slaapt de jongen nog steeds. We brengen hem snel naar de oponthoudkamer. Dat is een cel waar hij zichzelf niet kan bezeren. Ondertussen bellen we een arts. We maken ons nog toch nog zorgen om zijn gezondheid. Na een minuut of tien wordt de jongen wakker. Hij schreeuwt het hele gebouw bij elkaar. We bellen zijn ouders dat we hem een nachtje bij ons houden.
De volgende ochtend brengen we hem een kopje koffie. ‘Hoe gaat het jongen?’ Hij wrijft over zijn voorhoofd. Nu de alcohol of drugs grotendeels zijn uitgewerkt, is ook de woede weg. Hij vertelt dat hij dacht dat wij hem wilden beroven. Hij is ontzettend bang geweest. Gelukkig staan zijn ouders al op hem te wachten om hem naar huis te brengen. Zijn moeder heeft een tasje met schone kleren bij zich. ‘Bedankt voor jullie hulp’, zegt ze nog tegen ons.