Zoals altijd hebben we op maandagochtend overleg met alle teamleiders. Zo ook op maandag 18 maart 2019. Opeens gaan overal telefoons af. Een schietincident met meerdere slachtoffers. Het eerste wat ik me afvraag: is het een uit de hand gelopen liquidatie of een aanslag? Op dat moment weten we nog niets zeker.
Snel hierna krijgen we meerdere signalen dat hier sprake is van een aanslag. We schalen op en stellen vier teams samen voor het opsporingsonderzoek. Het eerste team houdt zich bezig met de omgeving waar het incident heeft plaatsgevonden. Team twee focust op de slachtoffers: hoeveel, wat is hun toestand, wie zijn het? Een derde team gaat ‘vooruit rechercheren’ zoals we dat noemen, op zoek naar de dader of daders. Team vier gaat ‘terug rechercheren’ en onderzoekt de sporen.
Van de trammaatschappij krijgen we de beelden van de bewakingscamera’s in de tram. Die bekijken we meteen. Op zo’n moment sluit je je af van je menselijke emoties. Ik zit in een soort cocon, zodat ik me kan concentreren op de feiten. Toch schrik ik van de beelden. Een man staat op het perron, als een gewone passagier. Als de tram gaat rijden, begint het. Dit is menens. We hebben een aanslag in Nederland.
Het team stuurt de foto van de mogelijke verdachte door naar de wijkagenten. Kent iemand de schutter? Vrijwel gelijk krijg ik reacties terug: dat is Gökmen, die woont daar en daar. Kort daarop vinden collega’s de vluchtauto. Met daarin een jihadistische boodschap.
Op basis van informatie uit de politiesystemen die collega’s uit blauw over de verdachte hadden vastgelegd, de locatie van de auto, zijn telefoongegevens en financiële transacties komen we tot negen locaties waar hij mogelijk verblijft. Bij alle adressen willen we gelijktijdig binnenvallen. Naar iedere plek sturen we observatieteams, de Dienst Speciale Interventies, maar ook zoekploegen en rechter-commissarissen. Rond vijf uur geven we hen het groene licht voor de inval. Via de portofoon luisteren we mee. Om 18.10 uur klinken de verlossende woorden: “Hij is aangehouden.”
We geven elkaar een high five: yes, we hebben hem. Maar die euforie maakt al snel weer plaats voor de realiteit. Wij moeten daarna nog zien uit te vinden waarom hij tot deze daad is gekomen. En definitief uitsluiten dat er geen tweede dader is.
Die hele dag heb ik me afgesloten van de emotionele achtbaan buiten onze werkruimte. Ik moet alleen naar de feiten kijken. Emoties en de reacties van anderen kunnen je besluitvorming beïnvloeden. Het eerste emotionele moment komt als ik rond half twee ’s nachts voor het eerst naar het nieuws kijk. Dan pas zie ik wat voor een enorm impact het heeft op het hele land. Onze naïviteit is weg.
Na de tramaanslag ben ik één keer op het 24 Oktoberplein geweest. Nee, ik hoef daar niet meer naar terug. Ook niet voor een herdenking. Ik kan in mijn hoofd de hele film van wat op die plek is gebeurd zo afspelen.
Ik ben niet bang, wel realistisch: we hebben geen zekerheid dat dit niet nog een keer gebeurt. Maar als het gebeurt, zijn we er met z’n allen klaar voor. Dat motiveert me om scherp te blijven.