De veroordeling van een Syriëganger uit Arnhem tot 8 maanden gevangenisstraf wegens – kort gezegd – het voorbereiden dan wel bevorderen van terroristische misdrijven blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag bepaald.
De man uit Arnhem werd samen met een medeverdachte op 13 augustus 2013 in Duitsland aangehouden. In de auto trof de politie onder meer geld (ongeveer 8.000 euro), combatkleding en telefoons aan. Hij werd door het Hof veroordeeld wegens – kort gezegd – het voorbereiden dan wel het bevorderen van moord en/of doodslag met een terroristisch oogmerk, omdat hij zichzelf en zijn broer gelegenheid of middelen tot het plegen van die misdrijven heeft geprobeerd te verschaffen. De broer van de verdachte bevond zich al in Syrië en nam daar deel aan de gewapende strijd.
De verdachte stelde beroep in cassatie in. In cassatie wordt geklaagd dat uit het bewijs niet kan worden afgeleid op welk misdrijf de voorbereidingshandelingen gericht waren.
De Hoge Raad verwerpt deze cassatieklacht. Het Hof heeft naar het oordeel van de Hoge Raad in dit geval kunnen aannemen dat het handelen van de verdachte ‘met voldoende bepaaldheid’ gericht was op het voorbereiden of bevorderen van moord en doodslag met een terroristisch oogmerk.
Met de uitspraak van de Hoge Raad is de veroordeling definitief.