We krijgen een melding van een incident met een intercitytrein die stilstaat en de overgang blokkeert. Als we ter plaatse zijn hoor ik het geluid van de spoorwegovergang. Het geschel van de bellen gaat maar door en ik hoor de conducteur zeggen: “Ze zit tussen de rails voor de trein”.
Ik kijk mijn collega vragend aan en herhaal: “Ze zit voor de trein”? Als ik naar de voorkant van de trein ren, ben ik op veel voorbereid, maar wat ik nu aantref heb ik nog nooit gezien. Ongeveer twee meter voor de trein zit een jongedame in een kleermakerszit op de rails. Ze kijkt met een starende blik in de richting van het station. De trein vol passagiers staat stil op een paar honderd meter van het perron.
Ondertussen zijn er meer collega’s ter plaatse gekomen. Wat we ook proberen we krijgen geen contact met deze jonge dame. Ze blijft stoïcijns voor zich uit staren. Zo te zien is ze niet gewond, maar wat brengt haar hier dan? Een collega meldt dat er een damesfiets bij de spoorwegovergang is aangetroffen die mogelijk van haar kan zijn.
Ik probeer haar aan te spreken en vraag hoe ze heet. Zonder mij aan te kijken zie ik haar mond bewegen maar er komt niets uit. Ik zie dat haar ogen wijd open staan en dat ze vluchtig een keer naar links en rechts kijkt om vervolgens weer voor zich uit te staren. Er komt verder geen geluid uit.
Ondertussen zijn er zo’n vijf collega’s om haar heen gaan staan. Ik vraag hen wat naar achteren te gaan, terwijl ik zelf een jas over mijn uniform trek om mijn gele strepen te verbergen. Mogelijk lukt het zo om haar aandacht te krijgen. Ik ga bij haar op de grond zitten en probeer opnieuw contact te krijgen. Na enige tijd kijkt ze me aan. Ik vraag haar hoe ze heet. ‘Carla’, zegt ze. Als ik vervolgens vraag wat ze hier doet begint ze te huilen en slaat haar handen voor haar ogen.
Beetje voor beetje geeft ze aan het niet meer te zien zitten. Ze wil eruit stappen. Op onze vraag waarom dan, begint Carla weer hevig te huilen. We vragen Carla of ze iets bij zich heeft waar haar naam op staat. Uit de zak van haar vest komt een legitimatiebewijs dat door een collega wordt nagetrokken.
We helpen Carla met opstaan, halen haar van het spoor en begeleiden haar naar onze auto. Carla blijft huilen en probeert tussen het snikken door haar verhaal te doen. De woorden kan ze moeilijk vinden en er vallen stiltes in haar gesprek. Uiteindelijk besluiten we haar mee te nemen naar het bureau. In de auto zie ik dat haar houding verandert. Haar ogen schieten in het rond en ze probeert alles in de gaten te houden. Zij is erg onrustig.
De collega met haar identiteitsbewijs laat ons weten dat er niet zo veel over Carla bekend is en dat er geen meldingen zijn van een vermissing.
Op het bureau aangekomen gaan we met haar in gesprek. Al vrij snel wordt duidelijk dat er iets speelt waar Carla niet graag over vertelt. We krijgen haar zo ver dat ze haar verhaal doet. Een heftig verhaal, waar de afdeling Zeden zeker bij betrokken wordt. Inmiddels hebben we haar ouders laten weten waar ze is en zij komen naar het bureau. Carla zegt paniekerig dat haar ouders nog van niets weten.
Haar ouders komen binnen, samen met een collega van de afdeling Zeden. We stellen hen in de gelegenheid om met elkaar in gesprek te gaan en laten hen alleen. Als het gesprek is beëindigd, komt Carla opgelucht naar buiten. Zo te zien heeft het gesprek haar goed gedaan, ze heeft weer een beetje kleur op haar wangen en lacht naar ons.
De collega van Zeden neemt me even apart. Het acute gevaar van zelfmoord is in geweken, zegt zij. Met de ouders spreken we af dat we Carla thuis brengen omdat haar fiets mee moet. Aangekomen rent Carla het huis in. We nemen afscheid van de ouders, geven aan dat we snel even contact opnemen en dat de afdeling Zeden de zaak overneemt. Als we willen vertrekken komt Carla naar buiten gerend. Ze heeft iets wat ze ons wil overhandigen. In haar hand ligt een felgroen gekleurde steen. Moeder geeft aan dat het haar gelukssteen is en dat het een eer is dat we die mogen hebben. Carla heeft er ook een briefje bij gedaan, dat ze het erg prettig vond dat wij er waren. De steen heeft een plaats gekregen in de vitrine van ons bureau.
Als ik een paar dagen later contact opneem met Carla’s moeder hoor ik dat ik dat het goed met haar gaat.
Zie je zelf het leven niet meer zitten? Of maak je je zorgen over een ander? Bel 0900-0113 of chat via www.113.nl. Anoniem, gratis en 24/7.