De veroordeling van een echtpaar wegens het medeplegen van mensenhandel door een inwonend, illegaal in Nederland verblijvend nichtje zwaar met huishoudelijke taken te belasten en van school weg te houden, blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.
Het gerechtshof in Den Haag vond bewezen dat het echtpaar hun nichtje, dat zich in een kwetsbare positie bevond, gedurende een zeer lange periode heeft uitgebuit. Het meisje kwam op tienjarige leeftijd vanuit Turkije terecht in het gezin van het echtpaar en hun vier kinderen. Het meisje sprak de Nederlandse taal niet. Ze ging niet net als de andere vier kinderen naar school maar moest in plaats daarvan alle dagen het grootste deel van de huishoudelijke taken en oppastaken verrichten. Ze werd daardoor buitensporig belast. Ook werd ze geslagen en uitgescholden. Ze mocht niet naar een arts of tandarts. Ook werd zij door het echtpaar bedreigd met uitzetting naar Turkije wegens haar illegale status in Nederland.
Namens de verdachten werd tegen de veroordeling beroep in cassatie ingesteld. In cassatie is onder meer geklaagd over de bewezenverklaring van de mensenhandel in het bijzonder waar het gaat om het handelen van de verdachten met de bedoeling van uitbuiting.
De Hoge Raad oordeelt dat de cassatiemiddelen niet slagen en laat de veroordelingen in stand. In zijn arrest geeft de Hoge Raad aan dat het onderdeel ‘oogmerk van uitbuiting’ in de wet niet is gedefinieerd. De vraag of daarvan sprake is, moet beoordeeld worden naar de omstandigheden van het geval. Daarbij moet onder meer worden gekeken naar de aard en de duur van de werkzaamheden, de beperkingen die dat voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door degene die tewerkstelt wordt behaald. Het Haagse hof heeft in dit geval het oogmerk van uitbuiting kunnen aannemen.
De veroordelingen blijven dan ook in stand. In beide zaken is de gevangenisstraf 21 maanden.