‘Vandaag is het zover, mijn allereerste noodhulpdienst. Ik heb middagdienst en start om 14 uur. Ik loop pas anderhalve week stage bij de politie en het voelt al als een echte familie. We krijgen een spoedmelding; een reanimatie. Reanimatie? Dit heb ik nog nooit meegemaakt. Er gaat van alles door me heen, wat moet ik doen, hoe ga ik reageren, wat ga ik aantreffen?
Handen in haar
Als we aankomen, zie ik dat er al een ambulance is. Voor mijn gevoel moet ik toch zo snel mogelijk naar binnen om te helpen. Buiten staan twee mensen er verslagen bij. Ik stel me voor en loop het huis in. In de gang zie ik een vrouw staan met de handen in het haar. Ze staart recht voor zich uit. Waarschijnlijk naar de persoon die gereanimeerd wordt. Ik loop de huiskamer in, kijk naar rechts en schrik; er ligt een baby op de tafel.
Vijf volwassenen staan eromheen om het kleine kindje te reanimeren. Even weet ik niet wat ik moet doen. De moeder van het kind staat nog steeds in de gang. Ze staat daar maar en ik loop naar haar toe, pak haar vast en veeg over haar rug. Wat moet ik zeggen? Moet ik wel iets zeggen?
De vader is helemaal van slag, ijsbeert door de kamer en loopt naar buiten. Mijn collega gaat bij hem staan om hem te ondersteunen. De moeder vraagt aan mij waarom de reanimatie zo lang duurt en waarom ze haar kind niet naar het ziekenhuis brengen. Ik antwoord dat ze er alles aan doen om haar zoontje te helpen en dat hij in goede handen is bij het ambulancepersoneel.
Onmacht
Het zoontje heeft vanaf zijn geboorte een reflux (afwijking maagklepje) en vanaf zondag een buikgriep, vertelt de moeder. Ze hoorde vreemde geluiden toen hij in zijn bedje lag, ging kijken en zag dat er bloedachtig slijm uit zijn neus kwam. Hij zag blauw en had geen ademhaling. De vader van het kind heeft meteen 112 gebeld, terwijl de moeder haar zoontje reanimeerde totdat de hulpverleners er waren. Ik kan de pijn en onmacht navoelen. Vreselijk om dit als kersverse ouders mee te moeten maken.
Het enige wat ik denk is, kom op kleintje kom terug, kom terug! Jij verdient dit niet, 10 weekjes oud, je hebt nog een heel leven voor je. Ik zie dat een vrouw van het ambulancepersoneel belt met het ziekenhuis. Ze pakt het jongetje op en legt hem op de brancard. Wij volgen de ambulance met de dienstauto op weg naar het ziekenhuis en nemen de vader en de oma mee. Het is doodstil in de auto, niemand zegt iets.
Oneerlijk
Eenmaal terug op het bureau worden we meteen opgevangen. We zitten met alle betrokken collega’s bij elkaar, zeer geëmotioneerd en spreken er uitvoerig over. Een aantal uren later horen we dat het er niet goed uitziet voor de baby. Het is niet zeker of hij het gaat redden. Oneerlijk dat is het enige woord wat ik hiervoor heb, tien weken jong en nog een heel leven voor zich. De volgende dag hoor ik dat het jongetje is overleden. Op 10 januari tijdens mijn allereerste noodhulpdienst en mijn allereerste melding. Lieve baby, ik ga jou nooit meer vergeten.’